Een slim industriebeleid

 4. EEN SLIM INDUSTRIEBELEID


We hebben nood aan een overheid die op basis van een duidelijke visie een slim en strategisch industriebeleid ontwikkelt. Belangrijke elementen zijn:


Rechtszekerheid en duidelijkheid over het einddoel.
Dat doel is een klimaatneutrale en hoogtechnologische industrie.

Een slim industriebeleid is offensief in plaats van defensief.
Het heeft weinig zin om de beperkte financiële middelen die er zijn te gebruiken om noodlijdende bedrijven en sectoren koste wat het kost te beschermen. Dat zet een rem op de industriële transitie.

Een slim industriebeleid definieert strategische sectoren.
Voorbeelden zijn cleantech, elektrische wagens, recyclage-industrie, robotica, groen staal, artificiële intelligentie en halfgeleiders. Een slim beleid denkt vervolgens na hoe deze sectoren het best kunnen ondersteund worden (betere en snellere regelgeving, staatssteun om sneller te kunnen opschalen, investeringen in onderzoek en ontwikkeling, …). Ook het belang van een meer onafhankelijke Europese defensie-industrie staat vandaag prominent op de agenda.


Ons land moet die keuzes maken op basis van expertise maar ook op basis van een democratisch debat.

Wat zijn in ons land sectoren met veel potentieel? Wat zijn onze sterktes? Wat vinden wij strategisch belangrijk? Waar hebben wij nodig? Europese samenwerking en coördinatie zijn belangrijk om te zorgen dat er zo efficiënt mogelijk te werk wordt gegaan.

Industriebeleid kan enkel gedragen zijn als het tot stand komt in nauw overleg met alle maatschappelijke stakeholders, inclusief de vakbonden en de milieuorganisaties.

Op strategisch vlak moet ons land assertiever worden.



Een recent voorbeeld van gebrek aan strategische visie is het faillissement van Belgan in Oudenaarde, de enige productiefabriek voor halfgeleiders in ons land. De Belgische en Vlaamse overheid zouden meer moeten doen om een doorstart van dergelijke bedrijven mogelijk te maken. Het gaat immers om een strategische sector. Na het faillissement werden de hoogtechnologische machines opgekocht door Chinese bedrijven (Belgan werd reeds gecontroleerd door een Chinese holding).


De indruk ontstaat nu dat Chinese bedrijven in ons land nieuwe en experimentele halfgeleiders ontwikkelen (met overheidssteun en onze hoogopgeleide werknemers) om daarna alles op te kopen en zelf te produceren.

Hetzelfde kunnen we ook zeggen over Audi en Van Hool. De productie van elektrische wagens en bussen zijn ook strategisch belangrijke sectoren. Toch is Van Hool vandaag failliet en trekt Audi weg uit Brussel om de E-Tron in Mexico te gaan bouwen. Bij Van Hool weten we dat Chinese onderdelen-leveranciers bewust te traag en te laat leverden, waardoor Van Hool de afgesproken timing voor de levering van bussen aan De Lijn niet kon naleven. Het Chinese BYD kon dat wel en ging met het contract van De Lijn lopen. Met Audi Vorst verdween dan weer een moderne en klimaatneutrale autofabriek met 3.000 goed opgeleide werknemers en slagen we er niet in om een doorstart/overname mogelijk te maken. Zowel bij Van Hool als Audi hebben talrijke factoren gezorgd voor de huidige situatie, maar in beide dossiers heeft ons land te veel naïviteit en te weinig strategisch inzicht aan de dag gelegd.

Europa moet zichzelf beschermen tegen oneerlijke concurrentie vanuit het buitenland.



Importheffingen en handelsbarrières zijn in bepaalde gevallen dan ook noodzakelijk. We moeten er ons echter ook van bewust dat dergelijke maatregelen nadelige gevolgen kunnen hebben (duurdere prijzen, verlies van werkgelegenheid, …). Europa moet dus tegelijkertijd inzetten op open en eerlijke handel met de rest van de wereld. Samenwerking moet steeds voorrang krijgen op confrontatie en conflict (weliswaar zonder naïef te zijn).


Voor Europa en België is export (onder meer naar China en de VS) nog altijd zeer belangrijk. Dat is een moeilijke evenwichtsoefening: samenwerken en handel drijven als het kan, de eigen industrie beschermen als het moet.

In het licht van het huidige agressieve Amerikaanse handelsbeleid (stevige importheffingen met nadelige gevolgen voor o.m. onze staal, non-ferro en auto-industrie) moet Europa slim, krachtdadig en eensgezind reageren.


Chinese investeringen zijn welkom in Europa, maar moeten voorzichtig en strategisch benaderd worden. Die openheid blijft zeer belangrijk. Sinds Volvo Cars overgenomen werd door het Chinese Geely zijn er nog nooit zoveel investeringen geweest in de Gentse site en is de tewerkstelling. Door de terechte Europese importheffingen op de invoer van Chinese elektrische wagens, zal China de komende jaren vermoedelijk meer investeren in productiecapaciteit op Europees grondgebied (de importheffingen zijn ook een van de redenen waarom Volvo Cars Gent straks start met de productie van de elektrische EX30 die momenteel alleen in China gemaakt wordt).


Tegelijkertijd moeten we Chinese investeringen in Europa kritisch en strategisch bekijken en koppelen aan voorwaarden zoals het delen van technologie en knowhow of garanties inzake levering van grondstoffen en onderdelen. Ondertussen moeten we de competitiviteit van onze eigen Europese industrie verder versterken en onze kritieke infrastructuur (zoals havens) beschermen.